‘En daarom ben ik in mijn voetbalteam de keeper, hoewel ik veel liever in de spits zou staan. Maar dat ik erbij hoor, dat ik meedoe in het team, dat telt toch zwaarder.’ De trainingsdag die ik bijwoon, gaat over groepsdynamica. Een van de trainers vertelt iets over zijn persoonlijke geschiedenis. Hoe hij met zijn vader en moeder, komend uit een ander land met een heel andere cultuur, terecht kwamen in een klein dorp in het noorden van het land. Hoewel ze liefdevol werden opgenomen, bleven ze zich anders voelen.
Altijd bleven ze buitenbeetjes.
Voor een buitenbeentje is het moeilijk om volwaardig lid te worden van een groep. Een schoolklas, een sportteam, een groep collega’s: een buitenbeentje maakt in elke nieuwe groep waar hij of zij in komt, een voorbehoud. Het buitenbeentje voelt zich anders en slaagt er niet in zich helemaal te geven. Het is te spannend om samen te vallen met de groep. En de onuitgesproken overtuiging dat anderen dat gevoel niet kennen, maakt dat je je als buitenbeentje behoorlijk eenzaam kunt voelen.
Ik kom niet uit een ander land of een andere cultuur. En toch klinkt het verhaal van de trainer mij zo bekend in de oren. Het raakt aan iets dat zo wezenlijk is voor mij. Bijna altijd heb ik een ‘allenig’ gevoel, in welke groep dan ook. Alsof iedereen samenvloeit en er tussen mij en de anderen een, weliswaar transparant, vliesje blijft zitten. Ik voel me dan net niet vrij genoeg om me helemaal te geven, om op te gaan in het geheel. Ik ben deelnemer en toeschouwer tegelijk. Ik luister meer dan ik vertel. Wat er van binnen allemaal gebeurt, houd ik goeddeels voor me. En als de route richting eenzaamheid te zwaar is, besluit ik de andere kant op te gaan. Dan waan ik me superieur aan de anderen. Ik weet het allemaal veel beter, dus dat ik afstand houd – me distantieer – is gewoon mijn keuze. Opgelost! Ik voel me helemaal niet kwetsbaar, ben je gek.
Terug naar de groep: een van de deelnemers die ik mijn buitenbeentjegevoel toevertrouw, heeft aan een half woord genoeg. Ook hij voelt zich een buitenbeentje, hetgeen de verbinding tussen ons meteen een stuk sterker maakt.
’s Avonds vertel ik mijn belevenissen aan mijn vriendin, die vanuit mijn perspectief een groepsdier is. Een grote, hechte familie, twee orkesten waarin ze speelt, de VvE van het wooncomplex waarin ze actief is en dan nog allerlei zakelijke verbanden: voor het oog van de buitenstaander beweegt zij zich schijnbaar soepel en moeiteloos in al die verschillende gremia. Maar ook zij verklaart zich vaak een buitenbeentje te voelen. ‘We hebben het er eens over gehad in onze familie. Het aantal buitenbeentjes was bijna niet te tellen. Dat was hilarisch.’
Een troostrijk besef daalt in. Het heeft er veel van weg dat wij mensen bijna allemaal buitenbeentjes zijn. En dat dát is wat ons nog het meeste bindt. Er zijn geen binnenbeentjes.
Onthoud dat: van welke groep je ook lid wordt, iedereen is een buitenbeentje. Als je denkt dat je de enige bent, zit dat alleen in jouw hoofd. Wellicht helpt je dat besef om je makkelijker te verbinden. Je kwetsbaarheid hierin zal door anderen worden herkend.